Jellema Hogere Bouwkunde Pdf !!BETTER!!
17 1 GEBOUWANALYSE 7 alleen bedoeld voor kortstondig verblijf. Bij langdurig verblijf en huisvesting zullen hogere eisen aan het binnenklimaat worden gesteld, terwijl dan ook eisen gaan gelden ten aanzien van een veilige bewaring van have en goed. Zo zal een stal of een gesloten loods niet alleen voldoende bescherming moeten bieden tegen weer en wind, maar mag het binnen ook niet te koud en te warm worden, moeten ongenode gasten kunnen worden geweerd en moet uitbraak van het vee worden verhinderd. Veel verder gaan de eisen bij gebouwen als bijvoorbeeld een museum voor grafische kunst. In een dergelijk geval worden strenge eisen gesteld aan de daglichttoetreding, de kunstlichtvoorziening, het binnenklimaat, de luchtvochtigheid en de beveiliging tegen inbraak en brand. Bij al deze zaken moet zowel goed worden gekeken naar de scheidende functie als naar de verbindende en de conditionerende functie. 3 Verbindende functie Om gebruik te kunnen maken van de ruimten binnen een gebouw moeten deze niet alleen van elkaar en van de omgeving worden gescheiden, maar ook met elkaar en de buitenruimte worden verbonden. De gewenste verbinding wordt meestal tot stand gebracht door middel van deuren. Een visuele verbinding kan worden bereikt met ramen. Dit geeft ook de mogelijkheid tot (beheerste) toetreding van dag- en zonlicht. Met beweegbare ramen kan men het contact met buiten vergroten en zorgen voor ventilatie. Verticale verbindingen vinden plaats met trappen, liften en andere stijgmiddelen. De verbindende functie is in wezen strijdig met de scheidende functie, zodat bij combinatie van beide functies elke oplossing in feite een compromis is. Soms kan de verbindende functie op bevredigende wijze samengaan met de scheidende functie. Zo kan bijvoorbeeld door middel van een vast raam met dubbele beglazing een goed uitzicht en een goede lichttoetreding worden bereikt en tegelijk een redelijke klimaatscheiding. Meestal is een dergelijke functie-integratie niet (goed) mogelijk, bijvoorbeeld waar personen een scheiding moeten kunnen passeren of waar men vrijelijk wil ventileren. In zulke gevallen zal men beweegbare delen in de scheidingsconstructie moeten opnemen zoals deuren, ramen en regelbare ventilatieopeningen. Ook bij trappen, liftschachten, kanalen, leidingen en kabels (noodzakelijk voor het verkeer van personen en transport van goederen, vloeistoffen, gassen en elektriciteit) is het moeilijk om tegelijk goed te voldoen aan zowel de verbindingsfunctie als de scheidingsfunctie. 4 Conditionerende functie Om het klimaat, de luchtkwaliteit en -vochtigheid en het licht- en geluidsniveau in de binnenruimte te kunnen beheersen moet de beschouwde ruimte in de eerste plaats passend worden afgeschermd van de buitenruimte. Daarnaast zijn in vele gevallen aanvullende installatietechnische voorzieningen nodig. Deze kunnen dienen voor de verwarming, koeling, verlichting, ventilatie- en vochtregeling enzovoort. Ook kan in dit verband bijvoorbeeld de automatische blusinstallatie (sprinklers) worden genoemd ter onderdrukking van brand. 5 De dragende functie Het gebouw als geheel moet standvastig en draagkrachtig zijn, opgewassen tegen alle optredende belastingen. Dit is de dragende functie van het gebouw. Hetzelfde geldt voor de afzonderlijke gebouwdelen, zoals de vloeren, wanden en daken, bijvoorbeeld: vloeren moeten een voldoende vlak en horizontaal gebruiksvlak bieden en mogen onder invloed van de lasten niet meer verzakken of doorbuigen dan toelaatbaar wordt geacht; wanden mogen niet omvallen; platte daken moeten blijvend zorgen voor de gewenste hemelwaterafvoer b Maatschappelijke functie Naast de utilitaire functie gekoppeld aan het gebouw zelf heeft elk gebouw ook een maatschappelijke functie omdat het deel uitmaakt van de gebouwde omgeving en daar dus een bepaalde invloed op uitoefent en ook deel is van het maatschappelijke bestel in breder verband.
Jellema Hogere Bouwkunde Pdf
24 14 structure of a building = draagconstructie, skelet van een gebouw; construction = bouw, het bouwen; the building is under construction = het gebouw is in aanbouw. utiliteitsbouw verticaal transport a Skeletvormen Worden de vloeren door wanden gedragen, dan spreekt men van een wandenskelet; worden ze door kolommen gedragen, dan van een kolommenskelet. Zoals we in figuur 1.3 zien, worden wandenskeletten veel toegepast in de woningbouw; kolommenskeletten in de utiliteitsbouw. Wanden en kolommen worden bij voorkeur in een rechthoekig, orthogonaal stelsel ondergebracht met rechte lijnen en haakse hoeken. Maar er zijn ook voorbeelden aan te wijzen waarbij de structurele ordening radiaalsgewijs of vrij verloopt, of waarbij combinaties optreden van orthogonale en andere ordeningswijzen. Soms wordt men tot een afwijkende structuur gedwongen zoals bij moeilijke stedelijke inpassingen, soms ook wordt deze opzettelijk ontworpen om een grotere ruimtelijke spanning te bereiken. 1 2 laagbouw verdiepingbouw woningbouw 3 hoogbouw Laagbouw, verdiepingbouw en hoogbouw Tot de laagbouw worden gerekend: hallen, lokalen, loodsen, stallen en kappen; utilitaire gebouwen die boven de begane-grondvloer slechts een overkapping of omhulling van de gebruiksruimte kennen en geen verdiepingsvloer(en) van betekenis, figuur Wat betreft de woningbouw worden minder strikt genomen naast de bungalow ook de eengezinswoningen met inpandige verdiepingen (echter zonder boven- of benedenburen) tot de laagbouw gerekend, figuur Bij meerlagige gebouwen met gestapelde ruimten spreken we van verdiepingbouw, figuur en Bij laagbouw gaat de aandacht constructief vaak primair uit naar het dak en de draagconstructie daarvan; bij verdiepingbouw naar de verdiepingsvloeren. Tussen vloeren en daken zijn typische verschillen aan te wijzen die medebepalend zijn voor de vormgeving van het skelet. Vloeren moeten aan de bovenzijde horizontaal en vlak zijn, daken 4 eengezinswoning 5 woongebouw Figuur 1.14 Laagbouw, verdiepingbouw en hoogbouw hoeven dit niet. Vloeren moeten veel hogere lasten dan daken kunnen dragen (meestal in de orde van vier- tot achtmaal zo groot) en bovendien stijver zijn. Verder zal men de constructiehoogte van verdiepingsvloeren eerder willen beperken dan van daken (minder stijghoogte, minder geveloppervlak). Afgezien van andere overwegingen kunnen door deze verschillen daken in het algemeen van een veel grotere overspanning worden voorzien dan verdiepingsvloeren en is de vormgeving veel vrijer. Zo zal de overspanning bij verdiepingsvloeren meestal onder de 10 m blijven (met een maximum van circa 20 m), terwijl een overspanning van m bij daken boven halvormige ruimten normaal is (met uitschieters tot maximaal zo n 200 m).
49 2 BOUWREGELGEVING 39 gelijkheid tot sociale controle. Dit laatste aspect is in het bijzonder van belang voor het tegengaan van de eerdergenoemde veel voorkomende kleine criminaliteit (diefstal, vandalisme en ongewenste intimiteit). In het Bouwbesluit worden echter alleen eisen gesteld aan de daglichttoetreding. Voor een specificatie van deze eisen bij nieuwbouw wordt verwezen naar figuur 2.4. Bij de bepaling van de daglichttoetreding moet rekening worden gehouden met belemmeringen voor de daglichttoetreding veroorzaakt door onderdelen van het gebouw zelf, bijvoorbeeld in de vorm van een overstek boven of een aanbouw terzijde van de daglichtopening, respectievelijk door schuren enzovoort op het eigen terrein. Figuur 2.12 geeft met een voorbeeld aan hoe dergelijke belemmeringen in rekening worden gebracht bij het bepalen van de equivalente daglichtoppervlakte. Dit is de maat voor de netto in rekening te brengen glasoppervlakte in een gevel. Voor bijvoorbeeld woningen geldt dat deze maat ten minste gelijk moet zijn aan 10% van de vloeroppervlakte van het verblijfsgebied, figuur 2.4. Met belemmeringen buiten de eigen perceelgrenzen hoeft geen rekening te worden gehouden mits het raam (de daglichtopening) zich Bij woongebouwen zijn de voorschriften met het oog op de bereikbaarheid van de afzonderlijke woningen in het bijzonder gericht op het vergroten van de mogelijkheid tot het bezoeken van die woningen door rolstoelgebruikers. Voor hogere of grote woongebouwen moet behalve de trappen ook een lift aanwezig zijn. Bij niet voor bewoning bestemde gebouwen met een openbare functie moeten rolstoelgebruikers zelfstandig de daarin geboden diensten kunnen afnemen in de zogenoemde toegankelijkheidssector (bijvoorbeeld om het rijbewijs te verlengen). tegenoverliggende belemmering op eigen perceel A e = A d c b c Figuur 2.12 Equivalent daglichtoppervlakte α β hoogte doorlaat hoogte daglichtopening > 0,6 m waarin: A e = equivalent daglichtoppervlakte A d = doorlaat daglichtopening c b = belemmeringsfactoren door overliggende belemering ( functie van de hoek α) door overstekken ( functie van hoek β) c u = uitwendige reductiefactoren (bijvoorbeeld door een serrevoorbouw) ten minste 2 m van de perceelgrens of van het hart van de weg, het water of openbaar groen bevindt. In hoofdstuk 4 wordt bij de behandeling van de uitwendige scheidingsconstructies dieper op de daglichtvoorziening ingegaan c Bruikbaarheid De voorschriften die uit het oogpunt van bruikbaarheid zijn gesteld, houden verband met de: c1 toegankelijkheid; c2 verblijfgebied en verblijfsruimte; c3 bijzondere ruimten en opstelplaatsen voor apparatuur. c1 Toegankelijkheid Om rolstoelgebruikers toegang te geven tot een gebouw en de ruimten daarin, zijn eisen gesteld aan: de vrije doorgang bij de deuren en in de gangen; de maximaal toelaatbare niveauverschillen tussen de vloeren; de aanwezigheid van voorzieningen als een voor de rolstoelgebruiker afgestemde lift of hellingbaan. c2 Verblijfsgebied en verblijfsruimte Waar mensen zich langdurig moeten kunnen en willen ophouden om te wonen, te werken en te recreëren worden minimumeisen gesteld aan de afmetingen van het verblijfsgebied en de verblijfsruimte in relatie tot de gebruiksfunctie. Bepalingen met betrekking tot de woonfunctie zijn in dit verband het belangrijkst en meest verstrekkend omdat het in de praktijk om zoveel